Overheidsinstellingen werken vaak samen om efficiency- en/of kwaliteitsvoordelen te behalen. Zo nemen bijvoorbeeld gemeenten vaak deel in gemeenschappelijke regelingen op het gebied van het sociaal domein, administratieve diensten, veiligheid etc. De wetgever heeft beaamd dat het onwenselijk is om de voordelen die met dergelijke samenwerkingsverbanden worden gerealiseerd, te belasten voor de vennootschapsbelasting (vpb). Het gaat dan om de activiteiten die de overheden zelf zouden hebben uitgevoerd als ze niet zouden samenwerken en dan niet worden belast (of zijn vrijgesteld).
De wetgever heeft daarom de objectvrijstelling voor samenwerkingsverbanden (tussen publiekrechtelijke rechtspersonen en/of privaatrechtelijke overheidslichamen) in de wetgeving opgenomen. De Samenwerking Vennootschapsbelasting Lokale Overheden (SVLO) heeft in de Notitie Objectvrijstelling voor samenwerkingsverbanden van 13 juni jl. de toepassing van de objectvrijstelling nader toegelicht.
De voorwaarden voor objectvrijstelling voor samenwerkingsverbanden zijn samengevat de volgende:
- “…De activiteiten van het samenwerkingsverband worden verricht voor:
a. de onmiddellijk of middellijk participerende publiekrechtelijke rechtspersonen; dan wel
b. de onmiddellijk of middellijk participerende privaatrechtelijke overheidslichamen; of
c. niet participerende privaatrechtelijke overheidslichamen van de onmiddellijk of middellijk participerende publiekrechtelijke rechtspersonen.
- De activiteiten zouden bij de participanten in het samenwerkingsverband niet tot belastingplicht hebben geleid of zouden zijn vrijgesteld als zij de activiteiten zelf zouden hebben verricht. Dit betekent dat de vrijstelling openstaat voor activiteiten die bij een participant niet zouden zijn aangemerkt als onderneming of die bij de participant zouden zijn vrijgesteld.
- De participanten moeten naar evenredigheid van de afname van de activiteiten van het samenwerkingsverband bijdragen in de kosten van het samenwerkingsverband. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat aan laatstgenoemde voorwaarde in ieder geval is voldaan als het samenwerkingsverband kwalificeert als een gemeenschappelijke regeling in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen…”
De vrijstelling voor objectvrijstelling is overigens van toepassing indien aan alle drie genoemde voorwaarden is voldaan. De SVLO heeft over het onderwerp van de vpb-plicht voor overheidsondernemingen diverse stukken gepubliceerd, waaronder de genoemde notitie over de objectvrijstelling. Deze zijn o.a. te vinden op de website van de Belastingdienst en de Vereniging voor Nederlandse gemeenten (VNG):
De objectvrijstelling geldt overigens alleen als het samenwerkingsverband een onderneming drijft. Als dat niet het geval is, is immers geen sprake van een vpb-verplichting en is de objectvrijstelling dan ook niet van toepassing.