In de vorige gemeentegoed is het interim-rapport van de commissie toekomst accountancy (CTA) aan de orde gekomen bij het artikel over de problematiek van gemeenten bij het vinden van een accountant, mede doordat de grote kantoren zich al enkele jaren terugtrekken uit de gemeentemarkt.

In het definitieve rapport “Vertrouwen op controle” van de CTA blijkt haar standpunt niet gewijzigd te zijn. ”De commissie merkt op dat het voor publieke instellingen mogelijk aantrekkelijk kan zijn om de controle te beleggen bij een overheidsaccountant, bijvoorbeeld vanwege de afwezigheid van een winstoogmerk. De commissie ziet echter overwegende bezwaren ten aanzien van het in concurrentie treden van een publieke aanbieder met private partijen (markt-en-overheid problematiek) indien de keuze voor de overheidsaccountant optioneel wordt. Voor een verplicht gebruik van een overheidsaccountant ziet de commissie aanleiding noch breed draagvlak. Ten slotte meent de commissie dat met een aanwijzingsbevoegdheid van de meest betrokken minister het probleem dat een publieke instelling in het geheel geen accountant bereid vindt om de controle uit te oefenen is geadresseerd”

Intermediairsmodel

De CTA betrekt in haar eindrapport de mogelijkheid om te experimenteren met een intermediair voor de benoeming van een accountantsorganisatie in de publieke sector zoals dit in het eindrapport “Spiegel voor de accountancysector” van de monitoring commissie accountancy (MCA) is opgenomen. MCA schrijft: ‘op deelgebieden binnen en buiten de overheid een proef met het intermediairsmodel [zou] kunnen worden uitgevoerd. Het uitkiezen van een accountant zou dan op centraal overheidsniveau kunnen worden belegd en op bepaalde overheidsinstanties (bijvoorbeeld provincies of een daartoe geselecteerde groep gemeentes) kunnen worden toegepast. De MCA wijst op ervaringen dienaangaande in het Verenigd Koninkrijk met de Public Sector Audit Appointments Limited (PSAA, zie www.psaa.co.uk)). Deze entiteit is verantwoordelijk voor aanwijzen van accountants aan organisaties, het bepalen van de audit fee en de controle op de kwaliteit van de dienstverlening.  Daarnaast heeft de PSAA een forse kostenreductie voor de overheid teweeg gebracht (www.local.gov.uk). De MCA meent dat het in de rede ligt de ervaringen uit het Verenigd Koninkrijk nauwgezet te analyseren en zo nodig ook in Nederland een vergelijkbaar experiment te initiëren.  

In de kabinetsreactie op het eindrapport (kamerbrief 20 maart jl.) schrijft de minister met betrekking tot het Intermediairsmodel: “Het belangrijkste voordeel dat van dit model kan worden verwacht, is dat de onafhankelijkheid van een controle aanzienlijk wordt vergroot. Dit model neemt de controlecliënt tijd uit handen en draagt naar verwachting bij aan de kwaliteit van de accountantscontrole. Ik zal de kwartiermaker de opdracht geven om partijen te vinden die bereid zijn via een intermediair hun accountantsorganisatie te selecteren, om waar nodig te ondersteunen bij het inrichten van de intermediairfunctie, alsmede om een systeem in te richten waarmee kan worden geëvalueerd in hoeverre het inschakelen van een intermediair een kwaliteitsverhogend effect heeft”. Kortom: de minister wil een experiment met dit model uit laten voeren.

Rijksaccountant

Ook acht het MCA het goed denkbaar dat voor bepaalde sectoren of instellingen die subsidies of andere vergoedingen vanuit de overheid krijgen – bijvoorbeeld onderwijsinstellingen, musea en andere culturele instellingen, eventueel uit te breiden naar gemeenten, pensioenfondsen en woningcorporaties – vaker wordt geëxperimenteerd met het model van Rijksaccountants. Daarbij wordt vanuit de overheid de controle uitgevoerd bij instellingen waar het publiek belang groot is en waar geen commerciële doelstellingen centraal staan. De VNG zegt er voor open te staan om te verkennen of er een derde vorm van externe controle naast de huidige twee vormen, middels een private accountant of een gemeentelijke accountantsdienst (als individuele gemeente of met meerdere gemeenten samen), mogelijk is.