De Centrale Raad van Beroep (CRvB) deed op 11 januari een uitspraak waarbij zij stelt dat (huishoudelijke) hulp van een vrouw aan haar moeder niet kan worden aangemerkt als mantelzorg, omdat zij (de dochter) de hulp niet bereid is te leveren zonder daarvoor te worden betaald (via een pgb). De moeder houdt daarom recht op haar pgb, aldus de CRvB.
Wet en regelgeving (Wmo)
De Wmo 2015 bepaalt dat ‘de gemeente na een melding een onderzoek uitvoert om onder andere de mogelijkheden om met een mantelzorger of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid’ (artikel 2.3.2., lid 4). Op grond van artikel 2.3.6 moet de gemeente toetsen of een pgb-houder het opdrachtgeverschap aankan en of de in te kopen hulp veilig, doeltreffend en cliëntgericht kan worden verstrekt. De gemeente kan bovendien voorwaarden stellen in het geval dat pgb-ondersteuning wordt ingekocht bij personen die tot het sociale netwerk behoren.
Gemeenten hebben (op grond van de Wmo) de taak ervoor te zorgen dat mantelzorgers ondersteund worden zodat de draaglast niet te groot wordt. Daarnaast hebben gemeenten de opdracht in gesprek met inwoners met een beperking en hun sociale netwerk te kijken wat er mogelijk is binnen de context van mantelzorg.
Casus
In de betrokken casus beëindigde de gemeente Etten-Leur het persoonsgebonden budget (pgb) van een vrouw met lichamelijke beperking. De vrouw kan haar huishouden niet zelf doen en ontving al voor de invoering van de Wmo 2015 een pgb om dat zelf te regelen. Haar dochter werd vanuit het pgb betaald om de huishoudelijke hulp te bieden. Na invoering van de Wmo 2015 stelde de gemeente dat de vrouw voortaan – onbetaald – een beroep moest doen op haar dochter en beëindigde het pgb. Het standpunt van de gemeente (Etten-Leur) is dat zij een beroep kon doen op haar eigen sociale netwerk, in dit geval haar dochter. Daarbij werd meegewogen dat twee uur zorg per week beperkt van omvang is, de dochter in de buurt woont en geen betaalde baan elders heeft. Volgens het college mag van de dochter verlangd worden dat zij de zorg blijft leveren zolang haar persoonlijke situatie niet wijzigt. De dochter wil echter niet onbetaald het huishouden doen en is daarmee gestopt.
Uitspraak CRvB
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) concludeert nu:
- dat de Wmo 2015 geen aanknopingspunten biedt voor gemeenten om mantelzorg verplicht te stellen, ook niet als de gemeente tot het oordeel komt dat de potentiële mantelzorger geen belemmeringen heeft om dit te doen (zoals een baan, wonen op grote afstand e.d. )
- als de mantelzorger alleen tegen betaling ondersteuning wil leveren, is het geen mantelzorg, maar heeft de cliënt recht op een maatwerkvoorziening
- wanneer de ondersteuning voldoet aan de vereisten van artikel 2.3.6 een pgb moet worden verstrekt
De moeder houdt daarom recht op haar pgb, concludeert de CRvB.
Mantelzorg niet afdwingbaar
Elke dag leveren veel mantelzorgers ondersteuning aan hun naasten, zonder daarvoor betaald te willen worden. Mantelzorg kan volgens het CRB dus niet worden afgedwongen en gemeenten moeten vooraf onderzoeken of personen wel bereid zijn om onbetaald ondersteuning te bieden. Bij de vaststelling of een betrokkene recht heeft op een voorziening op grond van de Wmo 2015, mogen gemeenten geen rekening houden met mantelzorg die wel geleverd zou kunnen worden, maar die een potentiële mantelzorger niet bereid is te leveren.
Deze uitspraak kan de toon zetten voor de verdere ontwikkeling van de Mantelzorg in Nederland en de veronderstelde besparing aan (Wmo) zorgkosten door beroep te doen op het sociale netwerk en haar verantwoordelijkheden. Het is te hopen dat deze uitspraak niet tot een precedent leidt en een terugkeer naar de ‘monetarisering van de mantelzorg’ en onhoudbare WMO-uitgaven, zoals dat bij de AWBZ het geval was.
Bron: Binnenlands Bestuur
Bron: VNG